Je hebt twee oldtimers en je wilt met beide tegelijk weg , normaal gaat dat niet maar daar heeft Johan van der Toolen het volgende op gevonden:

Op de foto is aan de bus een Fiat 500 L (Lusso) gekoppeld met behulp van een geremde trekstang.  Die trekstang is verbonden met de rem van de Fiat, zodat die voor ongeveer 70% mee remt als de combinatie ergens voor moet stoppen.  De Fiat wordt door middel van een frame onder de Fiat met de trekstang aan de trekhaak van de bus bevestigd, de lichten worden – net als bij een aanhanger – gekoppeld aan de verlichting van de bus.

Een TrekStang is leverbaar in een geremde of een ongeremde uitvoering. De keuze voor geremd of ongeremd wordt bepaald door het maximaal toegestane trekgewicht van de trekkende auto en het gewicht van de getrokken auto.

Als vuistregel geldt dat een auto die zwaarder is dan 750 kilo moet worden getrokken met een geremde TrekStang. Een geremde TrekStang is veiliger, omdat de getrokken auto met zijn eigen remmen meeremt. Hierdoor hoeft de trekkende auto de massa van de getrokken auto niet volledig met zijn eigen remmen op te vangen.

Als je zo rijdt, draaien de voorwielen mee in de bocht. Zo kan je in je eentje met twee auto’s gelijktijdig op pad! Dat wil zeggen: in Nederland en in Frankrijk.  In Duitsland en België levert je dat een flinke boete op, daar is het dus verstandig om het spul los te koppelen.  De trekstang wordt gemaakt door Ronald Maaskant uit Huizen, die het ding zelf ontwikkelde.

Volkswagen T2b in Westfalia Helsinki-uitvoering

Bouwjaar 1977, luchtgekoelde dubbelpoorts boxermotor (AS), 4 cilinders, 1600 CC. Vermogen 37 kW (50 pk), topsnelheid 110 km/h.

De Volkswagenbussen zijn ontstaan door een tekeningetje van Ben Pon tijdens een bezoek aan de Volkswagenfabrieken in 1947. Hij zag daar wagentjes rijden met de cabine achterop voor het vervoer van onderdelen door de fabriek, de zogenaamde Plattenwagen. De bus op de foto werd voorafgegaan door de T2a, met de richtingaanwijzers onder de koplampen en kleinere achterlichten. De bumpers zijn ook anders vormgegeven, de instap was in de bumper uitgespaard. Er is in 1973 een tussenmodel gemaakt (de T2 ab), waar vele varianten van zijn: de onderdelen moesten opgemaakt worden. Er was ook een pick-up met enkele of dubbele cabine. De bus op de foto is af fabriek voorbereid geleverd voor de ombouw naar een camper, en op woensdag 16 februari 1977 gemaakt voor de Nederlandse markt in de kleur pastelwit met gele geruite bekleding en bruine voorstoelen, radio-ontstoring en een anti-verbindingsspiegel. In de tank zat de dubbele hoeveelheid benzine vanwege het transport naar  de trein. Het camperinterieur is van Westfalia, model Helsinki en bevat een koelkast en een twee-pitsgasstel en een 28 liter watertank. De bus heeft vier slaapplaatsen, 2 beneden en 2 boven op het dak. Eventueel kan er een hangmat in de cabine gemaakt worden voor kinderen tot een gewicht van ongeveer 40 kg. De Volkswagenbus was in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw overheersend in het straatbeeld. De postbode, de bakker, de slager, politie, brandweer en groenteboer reden er mee, de bussen werden gebruikt als ambulance, voor militaire en voor luchtvaartdoeleinden. Er waren zelfs experimentele electrisch aangedreven bussen (van Siemens). In de auto is een metalen plaatje met codes aangebracht, waarop de eigenschappen staan die de bus had toen hij de fabriek in Hannover verliet. Daardoor weten we de exacte fabricagedatum, de oorspronkelijke kleur van bekleding en plaatwerk (Pastellweisz, L90D), en nog veel meer kenmerken.

Wij zijn met de bus in Denemarken en Frankrijk geweest, maar rijden meestal in Nederland.

Fiat 500 L

Bouwjaar 1969, datum eerste toelating 15 januari 1970. Luchtgekoelde motor, 2 cilinders, 499 CC. Vermogen 13,5 kW (18 pk), topsnelheid 105 km/h.

Deze Fiat is in de Mirafiori-fabriek in Turijn gemaakt voor de Duitse markt, herkenbaar aan de oranje knipperlichten op het front. Die oranje knipperlichten waren daar destijds een wettelijke verplichting, die de eigenaar nu voor een wat lastig probleempje stelt. De stadslichten bevinden zich namelijk in de koplampen. Bij een Fiat voor andere landen zijn de lichtjes onder de koplamp wit en zitten daar de stadslichten en de richtingaanwijzers in. Dat betekent dat in de koplampreflector een ruimte gemaakt moet worden voor de bevestiging van het stadslicht.

Van dit model zijn tussen 1957 en 1974 in totaal 3,5 miljoen exemplaren gemaakt, aanvankelijk met de deurtjes “verkeerd” (de modellen Nuova, D) , totdat dit door wettelijke bepalingen vanwege de veiligheid verboden werd (de modellen F, L (Lusso) en R (Rinnovata)). De eerste reeks had geen achterbank en had vaste ramen in de deuren. En omdat de Italianen wel van de bling-bling zijn, verkocht het model voor geen meter. Het is dus al snel wat opgeleukt met een achterbank en raampjes die je naar beneden kon draaien. Het open dakje was uit zuinigheidsoverwegingen aangebracht, het uitgespaarde metaal werd gebruikt in de deuren om die te versterken. Met deze Fiat zijn we tot in Rome geweest tijdens het rijden van de route van de Mille Miglia, met twee personen, een tent en een volledige kampeeruitrusting en bagage voor drie weken. Ook het veertig-jarig jubileum van de Fiat 500 bracht ons naar Italië in ons oliebolletje. Van een trekstang was toen nog helemaal geen sprake: beide bezoeken aan het moederland werden met de Fiat afgelegd.

De Fiat 500 kent een enorme hoeveelheid carosserievarianten, die door zogenoemde carozzeria werden gebouwd. Fiat leverde het onderstel-met-motor, de carosserie-bouwer maakte daar een carosserie op. Daarnaast werd het motortje opgewaardeerd door bedrijven als Giannini, Steyr-Puch  en Abarth. Er is ook mee geraced in een speciale klasse voor auto’s met een cilinderinhoud tot een halve liter.